Sinds de aanslagen van 11 september 2001 in New York en de daaropvolgende gebeurtenissen in Madrid, Amsterdam, Londen, Brussel en Parijs zijn de nationale dreigingsniveaus van de Europese lidstaten opgeschroefd. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid spreekt zelfs van een reële kans dat er in Nederland een aanslag plaats zal vinden. [1] Om de kansen op een aanslag te verkleinen zijn er drastische maatregelen getroffen. Denk bijvoorbeeld aan de Wet preventief fouilleren (2002), Wet op de uitgebreide identificatieplicht (2005) en de Wet cameratoezicht (2006). [2] Een andere maatregel ter bevordering van de nationale veiligheid is het verbod op gezichtsbedekkende kleding. In het Regeerakkoord -Bruggen slaan- van 29 oktober 2012 is afgesproken dat gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen.[3] Op de boerkini-discussie na heeft de politieke mond, publiekelijk, niet meer over het onderwerp geroerd.
Wat is de huidige stand van zaken omtrent het wetsvoorstel gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding?
Aanleiding voornemen verbod
In 2003 oordeelde de Commissie gelijke behandeling (CGB) – heden College voor de Rechten van de Mens- over een klacht van drie leerlingen die de toegang werd ontzegd tot een Regionaal Opleidingcentrum (ROC), omdat zij een gezichtssluier droegen. De CGB stelde daarbij het ROC in het gelijk. De doelstellingen van het verbod op gezichtsbedekkende kleding van het ROC, het bevorderen van onderlinge communicatie, het kunnen vaststellen van de identiteit van de deelnemers aan de opleiding en de naleving van wettelijke taken, zijn volgens de CGB voldoende zwaarwegend om een verbod op gezichtsbedekkende kleding te hanteren. Daarnaast oordeelde de CGB dat het verbod niet tot doel heeft te discrimineren en dat het middel passend, noodzakelijk en evenredig is om het doel te bereiken.[4] Het oordeel van het CGB diende kennelijk als voorzet: de Tweede Kamer nam twee jaar later de motie van Wilders (boerkaverbod) aan en het spreekwoordelijk balletje begon te rollen in de gangen van het parlement. [5]
Verloop van het voornemen
Na het inwinnen van advies over de toelaatbaarheid van een dergelijk verbod diende de Kamerleden Wilders en Fritsma in juli 2007 een voorstel in tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verbod op het dragen van boerka’s of niqabs in de openbare ruimte (boerkaverbod). [6] Het kabinet was echter van mening dat een algeheel verbod onnodig was omdat er voldoende wettelijke mogelijkheden bestaan om gezichtsbedekkende kleding plaats- en functiegebonden te verbieden. Het kabinet gaf wel aan in de onderwijs- en openbaarvervoerssector aanvullende maatregelen te onderzoeken en gezichtsbedekkende kleding onverenigbaar te vinden met “goed ambtenaarschap”. Het werd rijksambtenaren verboden gezichtsbedekkende kleding te dragen tijdens hun werkzaamheden. Voorts werd op het gebied van het onderwijs een wetsvoorstel voorbereid dat beoogde een verbod op gezichtsbedekkende kleding in te voeren in scholen en onderwijsinstellingen. Het voornemen van het kabinet heeft geresulteerd in een afspraak die is opgenomen in het regeerakkoord van 2012. De afspraak betreft: “Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende kleding af te leggen. Wie deze kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.”. [7] Ter uitvoering van die afspraak is er een wetsvoorstel (verkort: Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding) ingediend op 27 november 2015. [8]
Artikel 1 Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding, luidt als volgt.
- Het is verboden om in het openbaar vervoer en in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen en zorginstellingen kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt.
- Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover kleding als bedoeld in dat lid:
- wordt gedragen door cliënten, patiënten of hun bezoekers in residentiële delen van zorginstellingen,
- noodzakelijk is ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid of de veiligheid,
- noodzakelijk is in verband met eisen die aan de uitoefening van een beroep of de beoefening van een sport worden gesteld, of
- passend is in verband met het deelnemen aan een feestelijke of een culturele activiteit.
- In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag van een zorginstelling toestaan dat kleding als bedoeld in dat lid in niet-residentiële delen van de zorginstelling wordt gedragen door cliënten of patiënten die daar voor onbepaalde tijd verblijven, of hun bezoekers.
Huidige stand van zaken
Er zijn verschillende nota’s ingediend naar aanleiding van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting daarop. Ik verwijs u daarvoor naar de kamerstukken.[9] De verdere inhoudelijke behandeling van het wetsvoorstel is sinds 25 maart 2016 op de lange baan geschoven.[10] Op 30 september 2016 is de behandeling wederom uitgesteld en geagendeerd in week 43 (25, 26 en 27 oktober).[11] Of de politici het spreekwoordelijk balletje in week 43 van dit jaar zullen overtrappen, moet nog maar worden bezien.
[1] Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, 11 juli 2016, nummer 42.
[2] Resp.: 2 Stb. 2002, 420, Stb. 2004, 300 en Stb. 2005, 392.
[3] Regeerakkoord Bruggen Slaan, VVD en PvDA, 29 oktober 2012, p. 31.
[4] CGB 2003-40.
[5] Kamerstukken II 2005/06, 29 754, nr. 41.
[6] Kamerstukken II 2007/08, 31 108.
[7] Regeerakkoord Bruggen Slaan, VVD en PvDA, 29 oktober 2012, p. 31.
[8] Kamerstukken II 2015/16, 34 349, nr. 2
[9] Kamerstukken II 2015/16, 34 349, nr. 3, nr. 5 en nr.6
[10] Zie agenda openbare vergadering der kamer van 25 maart 2016.
[11] Zie agenda openbare vergadering der kamer van 30 september 2016.
The post Verbod op gezichtsbedekkende bekleding appeared first on Bulletineke Justitia.