Een tijd terug is minister Ollongren (BZK) met een kamerbrief gekomen waarin zij pleit voor een constitutionele toets in het wetgevingsproces. Haar kamerbrief is een reactie op een brief van de voorzitter van de Tweede Kamer (Khadija Arib). Arib gaf in haar brief aan dat het zeer wenselijk zou zijn als in de memorie van toelichting van een wetsvoorstel expliciet wordt stilgestaan bij constitutionele aspecten. Ollongren is het hier mee eens. Ze stelt dat de regering bereid is mee te gaan met het voorstel van Arib en in de memorie van toelichting de constitutionele toets expliciet te benoemen.
Auteur: Maaike Past
Dit is wat betreft constitutionele toetsing in Nederland een stap voorwaarts, maar het is nog zeker niet te vergelijken met hoe constitutionele toetsing is vormgegeven in andere landen. Constitutionele toetsing is een lastig onderwerp in Nederland. Nederland is namelijk het enige land ter wereld dat constitutionele toetsing expliciet verbied.[1] Artikel 120 van de Grondwet sluit grondwettelijke toetsing uit. Dit verbod is verder uitgebreid in de jurisprudentie. In het Harmonisatiewet-arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de rechter wetten ook niet mag toetsen aan het Statuut. Bovendien bepaalt de Hoge Raad in dat arrest dat de rechter wetten niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. In het Professor Van den Bergh-arrest sluit de Hoge Raad de toetsing van de totstandkoming van wetten uit.
Dit is allemaal vanuit het standpunt dat de rechter en wetgever strikt gescheiden moeten zijn. Door de rechter de mogelijkheid tot constitutionele toetsing te bieden, zou hij te onafhankelijk kunnen worden. In Nederland is het de taak van de wetgever om bij de totstandkoming van wetten de Grondwet in acht te nemen, het is niet de taak van de rechter dit te controleren.[2] Dit zou in strijd zijn met het beginsel van de trias politica, een van de beginselen waar het Nederlandse staatsbestel op gebaseerd is.
Dat Nederland zo’n streng verbod handhaaft is bijzonder te noemen in het internationale veld. Ook binnen het Koninkrijk der Nederlanden kent men door de koers van Nederland een heuse tweedeling. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kennen namelijk wel een mogelijkheid tot constitutionele toetsing. Sint Maarten kent zelfs een Constitutioneel Hof, nota bene het kleinste land van het Koninkrijk. Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn onafhankelijke landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Zij hebben er alle drie voor gekozen om constitutionele toetsing op te nemen in de Staatsregeling[3].
Rechtspraak is immers een landsaangelegenheid[4], dit betekent dat de landen vrij zijn in het bepalen hoe zij de verschillende aspecten van de rechtspraak nader uitwerken. Echter wijkt de invoering van constitutionele toetsing enorm af van hoe het in Nederland geregeld is en hoe het voor de onafhankelijkheid geregeld was. Voor de onafhankelijkheid van de Caribische landen was er in de Nederlandse Antillen geen mogelijkheid tot toetsing, omdat de Antilliaanse rechter de visie van de Hoge Raad volgde[5]. Het is dus opmerkelijk dat zowel Aruba, Curaçao als Sint Maarten er na hun onafhankelijkheid bewust voor gekozen hebben af te wijken van de rechtspraak van de Hoge Raad en een eigen systeem te ontwikkelen, omdat zij van oudsher deze mogelijkheid niet kennen.
Toch is hun afwijkende koers van het moederland wel te verklaren. Met de mogelijkheid tot constitutionele toetsing bij een rechter in hun eigen land kunnen zoveel mogelijk de lokale gewoonten gerespecteerd worden. Ook is het logisch in het opzicht dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten veel meer georiënteerd zijn op Midden-Amerika dan op Europa[6]. Bij het creëren van een onafhankelijk land hebben zij zich laten inspireren door landen in die regio. Een nadeel hierbij is wel, dat er bijvoorbeeld op Aruba veelal Nederlandse rechters werkzaam zijn die van huis uit niet gewend zijn aan constitutionele toetsing en dus veelal bepalingen in stand laten[7].
Het is niet zo dat er in Nederland geen voorstanders zijn van constitutionele toetsing, want die zijn er zeker, bijvoorbeeld in de persoon van Femke Halsema. Zij kwam in 2002 met een wetsvoorstel inzake constitutionele toetsing.[8] Halsema pleitte voor beperkte constitutionele toetsing. Dit houdt in dat een aantal grondrechten uit de Grondwet vatbaar zijn voor toetsing van wetten. Dit wetsvoorstel is echter nooit een wet geworden. Door de toetsing aan een aantal grondrechten uit de Grondwet ziet men toe op de naleving van fundamentele rechten voor burgers, als waarborg van de rechtsstaat.
Andere argumenten voor constitutionele toetsing zijn dat toetsing aan verdragen al mogelijk is, waarom dan niet aan de Grondwet? Tegenargumenten zijn dan weer dat het huidige systeem goed lijkt te werken. Er zijn in het verleden geen grove schendingen geweest van de Grondwet in formele wetten. Ook is toetsing voor de rechter soms lastig, aangezien bepalingen met betrekking tot grondrechten vaak abstract geformuleerd zijn.
Het primaat in Nederland ligt bij de wetgever. Toch lijkt het in alle andere landen waar constitutionele toetsing mogelijk is (en ook binnen het Koninkrijk) goed te gaan tussen rechter en wetgever. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben bij hun onafhankelijkheid een bewuste keuze gemaakt om de internationale ontwikkelingen te volgen en Nederland daarmee het nakijken te geven. Wellicht is het ook voor Nederland tijd om haar blik te verruimen en op zoek te gaan naar een opvolger van het voorstel-Halsema.
[1] Goudappel & de Wit, CJB 2015, p. 285.
[2] Kortmann 2016, p. 84.
[3] De Staatsregeling in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten is te vergelijken met de Nederlandse Grondwet. De landsverordening is vergelijkbaar met de wet in formele zin (zie art. 42 lid 1 Statuut).
[4] Borman 2012, p. 57.
[5] Goudappel & de Wit, CJB 2015, p. 287.
[6] MvT op art. 119 Staatsregeling Sint-Maarten.
[7] Seinen, RMThemis 2014, p. 289.
[8] Kamerstukken II, 2001/02, 28331.
The post Nederland, een vreemde eend in de bijt appeared first on Bulletineke Justitia.