Bulletineke Justitia
U bent hier:

#mondjedicht  

 

Bijna drie weken geleden werd Ebru Umar opgepakt in Turkije vanwege tweets waarin ze president Erdogan zou hebben beledigd. Haar arrestatie leidde tot veel politieke ophef. Minister Koenders noemt het een incident zonder voorgeschiedenis en zonder context. Tweede Kamerlid Raymond Knops denkt daar echter anders over en vindt dat Erdogan al jarenlang met zijn partij verder wegloopt van fundamentele principes.

Twee dagen voor de arrestatie, deed het Turkse consulaat een oproep om Nederlanders die Erdogan beledigen, te rapporteren. Ebru Umar is goed op de hoogte van de ontwikkelingen in Turkije, ook over de persvrijheid. Toch besloot ze met haar hashtag #fuckErdogan een statement te maken en ze is niet van plan te stoppen met het uiten van haar mening over de president. Ebru Umar staat wel bekend om haar provocerende teksten en er zijn Nederlanders die haar arrestatie dan ook toejuichen. Het kan niet anders dat Ebru Umar wist dat ze zou worden gearresteerd. Toch weerhoudt dit haar niet om te zeggen wat ze wilt. Dit roept de vraag op of wij altijd en overal mogen zeggen wat wij willen. Met andere woorden: Hoe ver gaat de vrijheid van meningsuiting?

Vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht. Persvrijheid is een uitvloeisel van dit recht en bestaat niet zonder vrijheid van meningsuiting. Het recht op vrijheid van meningsuiting is neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken. Zoals bijna elk recht, brengt dit ook een tegenovergestelde plicht en verantwoordelijkheid met zich mee. Die verantwoordelijkheid is met zoveel woorden neergelegd in het tweede lid van art. 10 EVRM. Onder bepaalde omstandigheden kan dit recht namelijk worden beperkt. De beperking dient in ieder geval een wettelijke basis te hebben. Daarnaast moet de beperking noodzakelijk zijn in en democratische samenleving. Aan dit vereiste is voldaan indien de beperking die wordt gesteld, beantwoord een pressing social need en proportioneel is aan het na te streven doel. Of hiervan sprake is, komt aan op de beoordelingsvrijheid van nationale overheden. Deze margin of appreciation, is onderworpen aan het toezicht van het Europese Hof van de Rechten van de Mens.

De vrijheid van meningsuiting kan dus worden beperkt bij wet. Denk hierbij aan de verboden die voortvloeien uit het recht op bescherming van eer en goede naam, zoals het verbod op belediging, smaad en laster. Een beroep op een ander recht rechtvaardigt een beperking van de vrijheid van meningsuiting echter niet zomaar. Het komt aan op de belangenafweging, waarbij alle omstandigheden van het geval een rol spelen.

Genieten journalisten dan meer bescherming?

De pers fungeert als een soort public whatchdog. De pers zorgt er immers voor dat machtshebbers gedwongen worden rekenschap en verantwoording af te leggen aan het publiek. Een misvatting is dat journalisten meer bescherming genieten dan de “gewone burger”. Een journalist moet zich namelijk ingevolge art. 10 lid 2 EVRM ook houden aan de grenzen van de wet.[1] Gedeeltelijk heeft hij dus eenzelfde positie. Dat het EHRM ook waarde hecht aan de functie van public watchdog, blijkt uit zijn rechtspraak. Slechts in die zin is de positie van een journalist bijzonder. Een veroordeling mag bijvoorbeeld niet worden gebruikt om een journalist haar mond te snoeren.[2] Zelfs een sanctie op basis van de strafwet moet wijken wanneer de omstandigheden van het geval ervoor zorgen dat het belang van het publiek om geïnformeerd te worden groter is.[3] Met de verschuiving van het analoge tijdperk naar het digitale tijdperk, Kun je je afvragen of deze positie ook zou moeten gelden voor bloggers en vloggers.

Zou de vrijheid van meningsuiting dus onbegrensd moeten zijn?

De omstandigheden waaronder je een uitspraak doet, zijn dus vooral bepalend. Denk aan het medium dat je gebruikt. Hoe meer bereik je uitspraak heeft, hoe groter de impact. De woordkeuze speelt ook een rol. Er zijn uitspraken die door sommigen onacceptabel wordt bevonden, bijvoorbeeld de oproep van Geert Wilders: ‘minder Marokkanen’. Ook blijkt dat een verschuiving in maatschappelijke opvattingen een rol kan spelen. In 2014 is bijvoorbeeld het verbod op godslastering afgeschaft.

Nu terug naar Ebru Umar. Dat belediging van een gezagsdrager strenger wordt bestraft dan belediging van de gewone burger, lijkt de tegenovergestelde wereld. Juist gezagsdragers zouden meer moeten kunnen hebben gelet op hun functie. Waarborg van fundamentele rechten is belangrijk, maar zonder handhaving is er geen waarborg. Dat is nou juist het punt. We moeten niet willen dat de vrijheid van meningsuiting onbegrensd is. Zoals met alle vrijheden geldt dat waar jou vrijheid eindigt, die van een ander begint.

[1] EHRM 2 mei 2000, nr. 26132/95 (Bergens Tidende e.a./Denemarken), r.o. 53.

[2] EHRM 23 september 1994, nr. 15890/89 (Jersild/Denemarken), r.o. 35.

[3] EHRM 21 januari 1999, nr. 29183/95 (Fressoz en Roire/Frankrijk) r.o. 52.

The post #mondjedicht   appeared first on Bulletineke Justitia.