Een advocaat is in aanvulling op zijn wettelijke plichten ook onderworpen aan de regels van het tuchtrecht. Schending van deze regels kan leiden tot schorsing of zelfs tot schrapping van het tableau. In een recente procedure is de vraag beantwoord of de rechter deze regels in een civielrechtelijk geschil moet honoreren.
Gedragsregels
De gedragsregels[1] zijn opgesteld door de Nederlandse Orde van advocaten (NOva). Hierin is onder meer opgenomen hoe advocaten zich onderling en ten opzichte van hun cliënt dienen te gedragen. Één van de regels bepaalt dat de mailwisseling tussen advocaten onderling (ook wel: confraternele correspondentie) niet in een procedure als bewijs mag worden ingebracht zonder toestemming van de wederpartij.[2] Om deze reden kunnen advocaten zodoende veilig overleggen over bijvoorbeeld een mogelijke schikking zonder dat zij bij de rechter met hun eigen woorden ‘om hun oren krijgen’.
De procedure
In een civielrechtelijke procedure[3] heeft de rechter zelf vragen gesteld over de confraternele correspondentie. “Vanaf het begin van de zitting werd er aangestuurd op het in het geding brengen en bespreken van confraternele correspondentie. Ik voelde me hierdoor overvallen, omdat ik niet wist waar deze correspondentie precies uit bestond en dit niet tevoren was aangekondigd. Daarbij mag confraternele correspondentie alleen in het geding worden gebracht, indien de wederpartij daarvoor toestemming geeft dan wel de deken is geraadpleegd, waarvan geen sprake was. Voorts trad de rechter geïrriteerd op ter zitting en gaf zij mij weinig kans om mijn betoog te doen.”, aldus de advocaat. Omdat de advocaat meent dat er sprake is van vooringenomenheid aan de zijde van de rechter, dient hij een wrakingsverzoek in.
Oordeel van de wrakingskamer[4]
Bij de wrakingskamer berust de rechter niet in de wraking. Hij geeft aan vragen te hebben gesteld over het verweer van de partij dat “haaks staat op standpunten die verzoeker eerder zou hebben ingenomen in de confraternele sfeer. Dit zijn voor de hand liggende vragen, nu daarmee een procedure voorkomen had kunnen worden.”
Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen. De wrakingskamer overweegt onder meer dat de rechter zich actief mag opstellen bij een comparitie van partijen. “Daar komt bij dat het de rechter vrij stond om ter zitting vragen te stellen over confraternele correspondentie, nu de rechtbank niet gebonden is aan de voor de advocatuur opgestelde gedragsregels. Voorts blijkt uit de zittingsaantekeningen niet dat er sprake was van een onevenwichtige rechtspleging.”
Impact?
Het is nog maar de vraag in hoeverre deze uitspraak een impact heeft op de manier van corresponderen tussen advocaten. Dat de confraternele correspondentie geen invloed op een proces heeft, blijkt nu onjuist. De rechter mag immers vragen naar de inhoud hiervan. Een advocaat kan zich echter nog steeds behoorlijk vrij uitlaten: het inbrengen van bijvoorbeeld e-mails als bewijs is nog steeds niet toegestaan.
[1] Gedragsregels 1992.
[2] Regel 12
1. Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.
2. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan.
Regel 13
Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.
[3] Vonnis is nog niet gewezen.
[4] Rechtbank Rotterdam 23 december 2015 (Wrakingskamer), ECLI:NL:RBROT:2015:9843.
The post Is de rechter gebonden aan de Gedragsregels voor advocaten? appeared first on Bulletineke Justitia.