Het openbaar ministerie (hierna OM) eiste in de spraakmakende ‘stoelgooizaak’ vijftien maanden cel. Hier voelde de rechter niets voor, en besliste: “Gelet op de straffen die doorgaans voor soortgelijke gevallen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur, subsidiair zestig dagen hechtenis…”.[1] Ik zal kort uiteen zetten waarom de rechtbank alleen artikel 5 Wegenverkeerswet (hierna WVW) bewezen heeft verklaard en het hof tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is gekomen. De straffen lopen zeer uiteen en het is daarom interessant om hier wat verder op in te gaan.
Op 19 mei 2013 reed een Poolse man een ouder echtpaar en hun kleindochter aan. Het ongeluk had dodelijke gevolgen.[2] De verdachte werd in eerste aanleg door de meervoudige strafkamer van de rechtbank in Roermond veroordeeld tot 120 uur taakstraf en rijontzegging van één maand. Dit tot woede en ongeloof van de nabestaanden en personen die meeleefden met de nabestaanden en de opgelegde straf niet in de minste mate bevredigend vond. De media zaten meteen bovenop deze zaak. Het OM is direct in hoger beroep gegaan, met succes! De verdachte kreeg door het gerechtshof een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd en een rijontzegging van vier jaar.[3] De nabestaanden reageerden opgelucht, maar er heerste ook zeker verwarring. Want hoe kan de uitspraak in hoger beroep dermate verschillen van de uitspraak van de rechtbank? Het gerechtshof legde zelfs een hogere straf op dan het OM in eerste aanleg eiste (namelijk twaalf maanden). Waarom deze strafmaat?
In de eerste aanleg werd verdachte veroordeeld wegens overtreding van art. 5 WVW: “Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.” De rechtbank achtte in dit geval echter niet bewezen dat verdachte werkelijk te hard reed. Er kon bewezen worden dat verdachte tussen de 74 en 124 km per uur reed, waarvan de rechtbank uit moet gaan van het minimale, om zo geen hogere straf op te leggen dan verdachte ‘verdient’.[4] Dit leidde er toe dat de rechtbank verdachte niet kon veroordelen wegens te hard rijden. Met al deze overwegingen is de rechtbank tot de taakstraf van 120 uur en de rijontzegging van één maand gekomen. De rechtbank kon verdachte niet veroordelen wegens overtreding van art. 6 WVW: “Het is aan een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood (…)”. Hij heeft in dit geval volgens de rechtbank geen verkeersongeval veroorzaakt, want hij verloor de macht over het stuur.
In het hoger beroep heeft het gerechtshof verdachte aan meer feiten schuldig bevonden[5]. Het hof overwoog dat verdachte wél te hard reed, en baseerde dit oordeel op analyses van eerder onderzoek en nieuw verrichte onderzoeken. Verdachte reed namelijk minimaal 74 km/uur op het moment dat hij de slachtoffers aanreed. Vlak voor de plek van het ongeluk zijn er remsporen gevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij in ieder geval remde en een andere mogelijkheid is dat hij tegelijkertijd remde en gas gaf. Volgens deskundigen remt een auto automatisch harder dan dat er gas wordt gegeven als beide pedalen tegelijkertijd worden ingedrukt. Verdachte moest dus wel harder dan 74 km/uur hebben gereden op de weg, voordat hij de macht over het stuur verloor en drie personen aanreed. Verder wijst onderzoek uit dat de onderzochte sporen 3,6 keer waarschijnlijker zijn indien de snelheid bij aanvang van de sporen hoger dan 86 km/h was dan wanneer dat niet zo was. En de onderzochte sporen vijf maal waarschijnlijker zijn indien de snelheid bij aanvang van de sporen lager was dan 111 km/h dan wanneer dit niet zo was.[6] Tenslotte hebben getuigen verklaard dat ze ‘vermoeden, denken of schatten’ dat verdachte harder reed dan de toegestane maximumsnelheid. De rechtbank vond deze verklaringen niet bruikbaar als bewijs omdat de kans groot is dat de waarnemingen van de getuigen ingekleurd zijn door verdere gebeurtenissen, namelijk het ongeluk wat getuigen hebben gezien. Het hof acht deze verklaringen wel bruikbaar, omdat zij over de snelheid verklaren op basis van hun zintuigen ter plaatse. De onzekere werkwoordsvormen duiden op de moeilijkheid van het aangeven van een rijdend voertuig, en niet zo zeer op de onduidelijkheid van de getrokken conclusies door de getuigen. De getuigen zagen voor het ongeluk al dat de verdachte te hard reed maar wisten niet precies hoeveel, en dit ziet het hof als bewijs dat de verdachte duidelijk te hard heeft gereden. Het hof heeft gelet op de voorgenoemde bewijsmiddelen tot de conclusie kunnen komen dat verdachte harder reed dan de toegestane maximumsnelheid. Met het te hard rijden en het daardoor aanrijden van drie personen, heeft verdachte zich zeer onachtzaam, onoplettend en onvoorzichtig gedragen. De hof komt dan ook tot een veroordeling op grond van artikel 6 WVW in tegenstelling tot de strafrechter in eerste aanleg.
Het verschil tussen artikel 5 en artikel 6 WVW is gelegen in het feit dat schuld bewezen dient te worden voor een veroordeling op basis van artikel 6 WVW, zoals het hof in onderhavige zaak doet.
Ook keek het gerechtshof wél naar het grote, onherstelbare leed wat de nabestaanden mee moeten dragen en naar het algemeen heersende onbevredigde gevoel in de samenleving, dit in tegenstelling tot de rechtbank die dit niet in het oordeel meenam. Vandaar dat de straf in hoger beroep hoger uitkwam dan de straf in eerste aanleg die werd opgelegd door de rechtbank.
Verdachte heeft cassatie ingesteld, maar het is nog niet duidelijk of hij dit echt wilt doorzetten. Mocht dit wel het geval zijn, laten we het jullie weten!
[1] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2014:10041
[2] https://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Limburg/Nieuws/Pages/Veroordeling-voor-verkeersongeval-met-drie-doden-in-Meijel.aspx
[3] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2015:3709 – beslissing
[4] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2014:10041 – beoordeling van de rechtbank
[5]http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2015:3709
[6] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2015:3709 – overweging C.2
The post De ‘zogenaamde’ stoelgooizaak appeared first on Bulletineke Justitia.