Bulletineke Justitia
U bent hier:

Blijf van onze billen af!

Ieder meisje – en een enkele jongen – kent het wel. Je bent aan het stappen, of sluit net af bij de plaatselijke FEBO, en ineens… pats! Een vreemde slaat je op je billen. Het overkwam een aantal jaren terug ook een meisje in de supermarkt. Waar ik het persoonlijk (en ik denk de meesten met mij) houd bij een vuile blik naar de dader, ging zij net een stapje verder: ze deed aangifte van het incident. Overdreven? Misschien wel. Succesvol? Dat ook! Helemaal tot aan de Hoge Raad, die afgelopen september zijn uitspraak deed.

 De feiten[1]

De zaak speelde zich af in 2011. Twee zussen deden boodschappen in de Albert Heijn, toen ze onbewust en (waarschijnlijk) ongewild de aandacht trokken van een 25-jarige man. Hij vond de zussen leuke meisjes en wilde een praatje met ze maken, zo verklaarde hij later tijdens zijn verhoor, wat hij probeerde te initiëren door één van de meisjes aan te raken en haar te begroeten met “hé schatje”. Zelf verklaarde hij dat het ging om een aanraking van de schouder, terwijl het meisje en haar zus zeiden dat het ging om een aanraking van de bil. Dit laatste werd ondersteund door een verklaring van de teamleider van de Albert Heijn, die stelde dat hij de zus van het meisje had horen zeggen: “Aanzitten dat hoort niet.”

De ontuchtige handeling uitgelicht

De rechter diende te oordelen of hier sprake was geweest van een ontuchtige handeling. Dat het alleen ging om een aanraking van de schouder werd namelijk niet aannemelijk geacht.[2] De wettelijke grondslag van de ontuchtige handeling ligt in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, dat luidt: “Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.” Ontuchtige handelingen zijn handelingen gericht op seksueel contact althans contact van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.[3] Of hiervan sprake is, ligt onder meer aan de omstandigheden van het geval, zoals de verhouding tussen de betrokkenen, de omgeving waarin de handeling plaatsvindt, de wijze waarop iemand wordt aangeraakt en om welk lichaamsdeel het gaat. Ook kan een handeling die niet noodzakelijkerwijs een ontuchtig karakter heeft, toch ontuchtig zijn vanwege de bedoeling van de verdachte. Begeleidende woorden kunnen hierbij een rol spelen.[4]

Het oordeel in een eerdere soortgelijke zaak

Eerder heeft een advocaat-generaal in een soortgelijke zaak, die in 2012 voor de Hoge Raad kwam, gezegd dat het begrip ontucht zich niet beperkt tot buitengewone of afschuwwekkende daden, maar dat het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, onvoldoende is.[5] Deze zaak speelde zich af in 2010. Ook hier ging het om een verdachte die opzettelijk de billen van een voorbijlopende vrouw had aangeraakt. De verdachte was minderjarig, in tegenstelling tot het slachtoffer, en handelde samen met een medeverdachte. Het Hof vond in deze zaak dat het aanraken het karakter had van een ontuchtige handeling en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van aanranding, ondanks dat de seksuele intentie wellicht ontbrak.[6] De Hoge Raad was het hier echter niet mee eens. Het oordeel van het Hof dat de verdachte het slachtoffer door het aanraken van haar billen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, en dat het mogelijk ontbreken van de seksuele intentie bij de verdachte daaraan niet afdoet, zou blijk geven van een te ruime – en dus onjuiste – uitleg van de in artikel 246 voorkomende uitdrukking ‘ontuchtige handelingen’.[7] Het gevolg: de uitspraak vernietigd; de zaak terugverwezen naar het Hof.

Andere zaak, ander oordeel?

Interessant genoeg kreeg de zaak waar het hier om gaat een andere afloop. De politierechter van de Rechtbank Amsterdam was van mening dat het geven van een klap tegen de bil van een onbekend iemand inderdaad in strijd is met de sociaal-ethische normen en aldus kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling. De verdachte ging in hoger beroep, maar het Hof Amsterdam bevestigde het eerdere vonnis. De opgelegde straf was een voorwaardelijke taakstraf van 50 uur, met een proeftijd van 2 jaar, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen hechtenis. Ook nu liet de verdachte het er niet bij zitten en stapte hij naar de Hoge Raad. Er werd daar onder meer aangevoerd dat het slaan op de billen geen handeling met een seksuele strekking was, maar eerder kon worden gezien als klieren of onbeschoft gedrag. Verder werd gesteld dat de billen geen geslachtsorganen zijn, zodat niet kan worden gezegd dat er sprake is van een seksueel beladen incident.[8] Toch dacht de Hoge Raad niet anders over de zaak dan de eerdere instanties en verwierp hij het beroep.

Een verrassend oordeel misschien, in het licht van de eerdere zaak. Een vergelijking van de specifieke omstandigheden van beide gevallen maakt het oordeel echter al een stuk minder verrassend. Waar het Hof in de eerdere zaak van mening was dat de seksuele intentie wellicht ontbrak bij de verdachte, was de advocaat-generaal in de zaak die dit jaar werd behandeld van mening dat de seksuele intentie van de verdachte er wel degelijk leek te zijn. Het feit dat de verdachte de klap tegen de billen heeft gegeven onder de woorden “hé schatje” zorgde ervoor dat er bij de advocaat-generaal geen twijfel over bestond dat de bedoeling van de verdachte een seksuele achtergrond had en de klap op de billen een ontuchtig karakter.[9] Dit bewijst hoe groot de rol van begeleidende woorden kan zijn. Een goed praktijkvoorbeeld van het welbekende “spreken is zilver, zwijgen is goud”.

Betekent dit dat je met elke aanraking, per ongeluk of expres, een taakstraf of andere straf kan verwachten? Nee. Zoals erg duidelijk is gebleken zijn de specifieke omstandigheden van het geval van cruciaal belang. Wel is het aan te raden om de grenzen niet op te zoeken en voor de zekerheid maar van andermans billen af te blijven.

[1] HR 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2578.
[2] PHR 30 juni 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1768 (concl. A-G P.C. Vegter), par. 7.
[3] Kamerstukken II 1988/89, 20930, 3, p. 2 (MvT).
[4] PHR 30 juni 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1768 (concl. A-G P.C. Vegter), par. 9.
[5] PHR 4 september 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BX4288 (concl. A-G G. Knigge), par. 4.6.
[6] Hof Den Haag 24 mei 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3517.
[7] HR 4 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4288, par. 2.4.
[8] PHR 30 juni 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1768 (concl. A-G P.C. Vegter), par. 5.
[9] PHR 30 juni 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1768 (concl. A-G P.C. Vegter), par. 11.

 

*foto: nsmbl.nl

The post Blijf van onze billen af! appeared first on Bulletineke Justitia.