Jean-Marc Bosman is een voetballer uit lang vervlogen tijden. De altijd middelmatige middenvelder van Belgische komaf vond het toppunt van zijn sportieve carrière bij Club Luik. Desondanks heeft Jean-Marc Bosman zonder twijfel een grootse stempel op de voetbalwereld weten te drukken. In de nadagen van zijn carrière wilde Bosman de overstap maken van Club Luik naar USL Dunkerque. Deze transfer werd verhinderd doordat een hoge transfersom voor de voetballer werd gevraagd. Bosman zag zijn overgang naar de frontstad uit de eerste wereldoorlog aan zijn neus voorbijgaan, en startte een procedure tegen de Belgische voetbalbond. De transferregels en nationaliteitsregels zouden in strijd zijn met de alom bekende bepalingen van vrij verkeer van het EU-Werkingsverdrag.
In het Bosman-arrest spreekt het Hof van Justitie (hierna: Hof) zich uit over twee aspecten van de destijds gangbare transfer- en nationaliteitsregels.
Allereerst de nationaliteitsclausules. In de Bosman-zaak bestond de nationaliteitsclausule uit de regel dat een club niet meer dan drie buitenlanders in wedstrijden mocht opstellen, welk aantal aangevuld mocht worden met twee indien deze twee spelers een langdurige band met het land van de club hadden. Een dergelijke bepaling is in principe niet verenigbaar met het vrije verkeer van werknemers. Een belemmering op basis van nationaliteit is namelijk uitdrukkelijk verboden. Slechts als het regelingen of praktijken van beroepsportactiviteiten betreft, die gerechtvaardigd worden door niet-economische overwegingen die verband houden met het specifieke kader en karakter van bepaalde wedstrijden, zijn deze toelaatbaar in het licht van het vrije verkeer van werknemers. Met deze uitzondering heeft het Hof ervoor gezorgd dat het interlandvoetbal buiten schot blijft. ‘Onze jongens’ zullen dan ook altijd Nederlandse jongens moeten zijn. Om de oorsprong van de, inmiddels niet meer toegestane, nationaliteitsclausules te begrijpen, zullen we terug moeten naar de tijd dat voetbal nog met een varkensmaag gespeeld werd. In die tijd was nationale en regionale rivaliteit veel belangrijker dan rivaliteit tussen clubs. Om deze rivaliteit te waarborgen was het van belang om zo veel mogelijk binnenlandse spelers binnen de nationale competities te houden. Je kunt je terecht afvragen of dit argument heden ten dage niet meer opgaat: immers, bijna elke voetbalclub draagt nog steeds de naam van een stad, streek of wijk en identificeert zich ook als zodanig. Of de redenering van het Hof helemaal sluitend is, valt daarom nog te bezien.
De tweede pijler waarop de Bosman-zaak gebouwd was, was de afschaffing van het betalen van een transfervergoeding. Voor 1995 was het de normale gang van zaken dat een club een transfersom voor een speler betaalde aan zijn oude club, ook als het contract van de speler bij die club reeds was afgelopen. De regeling waarin deze bepaling was opgenomen was volgens het Hof onverenigbaar met het vrije verkeer van personen. Elke bepaling die een onderdaan van een Lidstaat belet of ervan weerhoudt zijn land van herkomst te verlaten om zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen, zal een belemmering van die vrijheid opleveren, zelfs wanneer die bepaling onafhankelijk van de nationaliteit van de betrokken werknemers van toepassing is. Het belangrijkste resultaat is dat huidige transferregelingen in overeenstemming zijn gebracht met het geldende arbeidsrecht. Zo zijn langdurige tijdelijke contracten en hoge afkoopsommen, eventueel met transferclausules de oplossing gebleken. Of dit het voetbal als geheel goed heeft gedaan valt te bezien.
Om de oorsprong van de, inmiddels niet meer toegestane, nationaliteitsclausules te begrijpen, zullen we terug moeten naar de tijd dat voetbal nog met een varkensmaag gespeeld werd
Terug naar Jean-Marc Bosman. Bosman leeft tegenwoordig van een uitkering in een groezelig deel van Wallonië. Zijn procedure heeft als gevolg gehad dat de machtspositie van spelers ten opzichte van clubs is versterkt. Bovendien hoeven er minder transfersommen betaald te worden. Het aantal transfers en de salarissen stegen daardoor fors. Daarnaast nam bij veel clubs het aantal buitenlandse spelers toe, nu zij niet meer aan een maximum gebonden zijn. Doordat het voor spelers makkelijker werd om van club te wisselen na afloop van het contract, blijven spelers sindsdien minder lang voor dezelfde club spelen. Logisch gevolg hiervan was dat clubs hun spelers langer gingen contracteren. Je zou Bosman kunnen zien als de Mozes van het voetbal. Hij bevrijdde de voetballers uit de gijzeling die hen zelfs na afloop van hun contract aan een club bond. Bijkomende effecten zijn echter niet allemaal positief. De meeste eredivisieclubs zijn verworden tot vreemdelingenlegioenen. Het aantal Nederlanders in de eredivisie is drastisch gedaald. Spelers kunnen sneller overstappen naar een andere club, en zullen dit (met financiële motieven in het achterhoofd) ook sneller doen. De wereld van voetbal is de wereld van het grote geld geworden.
Hoewel het Bosman-arrest een zeer grote schok teweeg heeft gebracht in de voetballerij, staat er op het gebied van het Nederlandse arbeidsrecht nog een klapper in de agenda. In 1967 heeft de rechter immers reeds bepaald dat een voetbalcontract een ‘gewoon’ arbeidscontract was, waardoor de veranderingen die opgenomen zijn in de Wet werk en Zekerheid 2015 onverkort ook voor voetballers gaat gelden.
De Wet werk en Zekerheid 2015 zal arbeidsrechtelijk een aantal dingen veranderen, zo zullen ontslagprocedures worden aangescherpt en wordt de rechtspositie van de flexwerker sterk verbeterd. Deze wet heeft echter ook grote gevolgen voor het professioneel voetbal. Profvoetballers zullen meer onderhandelingsmacht krijgen, waarmee de transfersommen voor Nederlandse clubs onder druk zullen komen te staan. Dit heeft te maken met het nieuwe artikel 7:677 BW, dat door deze wet tot stand wordt gebracht. Krachtens lid 1 zijn beide partijen bevoegd om de overeenkomst op grond van dringende redenen op te zeggen. Indien de werknemer echter zonder dringende reden het contract verbreekt, is deze een vergoeding aan de werkgever verschuldigd die gelijk staat aan de resterende loonkosten (lid 2 j.o. lid 3, sub b). Deze regeling geldt onverwijld ook voor profvoetballers. Het gevolg hiervan is dat de speler in de toekomst exact weet wat zijn afkoopsom zal bedragen, indien hij besluit zijn contract voortijdig te verbreken. Zodoende zullen clubs een transferclausule in het contract willen opnemen. Spelers hoeven hier echter niet mee in te stemmen: voor hen is het immers veel gunstiger enkel de resterende loonkosten te hoeven afbetalen.
Of we ooit weer terugkeren naar de tijden van stoere mannen in baarden, die een hoekschop namen om deze er vervolgens zelf in te koppen valt te bezien
We mogen concluderen dat het recht van grote invloed is, en zal blijven, op het professionele voetbal. Of dit nu de Europese bepalingen van vrij verkeer zijn, of ons nationale arbeidsrecht, alles heeft invloed op de manier waarop het spelletje gespeeld wordt. Door de bijzondere positie en relatie die clubs en spelers hebben, aangevuld door de immense hoeveelheid geld die er in de sector omgaat zullen wet- en regelgeving altijd onverwachte bijeffecten op de voetballerij hebben. Of we ooit weer terugkeren naar de tijden van stoere mannen in baarden, die een hoekschop namen om deze er vervolgens zelf in te koppen valt te bezien. Dat het voetbal ‘last’ zal hebben van wet- en regelgeving die eigenlijk niet voor de sector geschreven is, dat is een zekerheid.
The post Waar een kleine voetballer groot in kan zijn appeared first on Bulletineke Justitia.