Bulletineke Justitia
U bent hier:

Geachte rechter, er zitten kinderen in de zaal!

Sommige juridische zaken zijn uitzonderlijk; niet vanwege de inhoud, maar vanwege de vorm. De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 31 januari 2019 is daar een voorbeeld van.[1] In de zaak stond de verlenging van een ondertoezichtstelling centraal. Een minderjarige, woonachtig bij haar vader, is sinds 2018 onder toezicht gesteld van een Gecertificeerde Instelling (hierna: GI). In dat kader heeft ze een jeugdbeschermer. De GI wenste dat de ondertoezichtstelling zou worden verlengd. De minderjarige had namelijk geen contact meer met haar moeder en de GI wilde haar daarbij helpen. Er bestond echter onduidelijkheid over de wensen van het kind: de vader en de GI gaven allebei een ander antwoord op de vraag of de minderjarige haar moeder nog wilde zien. Daarom nodigde de kinderrechter haar uit voor een kindgesprek. Uit het kindgesprek bleek dat de minderjarige haar moeder niet meer wilde zien. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat de ondertoezichtstelling niet is bedoeld om de omgang tussen een moeder en haar kind weer op gang te brengen als het verder goed gaat met dat kind. De ondertoezichtstelling wordt daarom niet verlengd. Juridisch dus geen verrassingen, maar als je de uitspraak erbij pakt zie je dat de hele uitspraak in kindvriendelijke taal is geschreven en dat de beslissing naar de minderjarige is gestuurd.

VN-Kinderrechtenverdrag

Op grond van artikel 12 VN-Kinderrechtenverdrag heeft ieder kind het recht om zijn/haar mening te geven over alle zaken aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht. Dit wordt ook wel het recht op participatie genoemd. Uit het tweede lid volgt dat het recht op participatie geldt in iedere juridische of bestuurlijke procedure waarbij het kind is betrokken. In General Comment nr. 12 geeft het Comité van de rechten van het kind (hierna: Comité) een verdere uitwerking van het artikel. Het Comité heeft daarin artikel 12 benoemd als een van de vier algemene beginselen van het VN-Kinderrechtenverdrag.[2] Verder blijkt onder meer dat het participatierecht inhoudt dat de rechter het kind uitlegt in hoeverre rekening is gehouden met de mening van het kind en wat de gevolgen daarvan zijn voor het kind.[3] De rechter moet dus niet alleen luisteren naar de mening van het kind, maar is ook verplicht aan het kind te laten weten wat er met zijn/haar mening is gedaan. Deze terugkoppeling zorgt ervoor dat het luisteren naar de mening van het kind geen formaliteit is, maar ook serieus wordt genomen. Het kind kan door deze informatie eventueel in beroep gaan.[4]

Nergens in het VN-Kinderrechtenverdrag of in General Comment nr. 12 is vastgelegd dat de terugkoppeling in kindvriendelijke taal moet geschieden. Toch zijn er een aantal argumenten om die stelling te verdedigen. Zo zijn de landen die het Kinderrechtenverdrag hebben geratificeerd, verplicht maatregelen te nemen om de rechten binnen hun eigen rechtssysteem te verwezenlijken. Daarnaast vloeit uit General Comment nr. 5 voor dat staten die partij zijn bij het verdrag, bijzondere aandacht moeten schenken aan het waarborgen van beschikbare doeltreffende, kindvriendelijke procedures voor kinderen en hun vertegenwoordigers. Dit betekent tevens het aanbieden van kindvriendelijke informatie, advies en belangenbehartiging.[5] Verder speelt een rol dat op basis van het VN-Kinderrechtenverdrag de belangen van het kind altijd de eerste overweging dienen te zijn bij iedere beslissing die het kind aangaat (art. 3 VN-Kinderrechtenverdrag). Op basis van deze argumenten kan worden betoogd dat de terugkoppeling in kindvriendelijke taal moet worden geschreven.  

Er kunnen overigens verschillende vormen worden gekozen bij het kindvriendelijk formuleren van de uitspraak. Zo kan de hele uitspraak in kindvriendelijke taal worden opgeschreven, zoals de rechter uit Rotterdam deed. Een andere optie is om een overweging specifiek te wijden aan het kind, waarin de rechter kort uitlegt wat het oordeel is. Een derde optie is om een brief als gericht aan het kind als bijlage toe te voegen.

Argumenten voor uitspraken in kindvriendelijke taal

Onbegrijpelijke uitspraken kunnen zorgen voor hoge kosten. In plaats van de rechter die zijn uitspraak in duidelijke taal uitlegt, zal de advocaat de uitspraak van de rechter verder moeten verduidelijken. De advocaat schrijft hier uiteraard uren voor. Bij de uitleg door een advocaat speelt ook nog een ander probleem een rol. De advocaat legt uit wat iemand anders heeft geoordeeld. Daarbij kunnen misverstanden ontstaan. Dit speelt bij zaken aangaande kinderen nog meer. In veel gevallen zal de advocaat dan aan een van de ouders of aan beide ouders uitleggen wat de rechter heeft bedoeld. De ouders zullen dat vervolgens weer uitleggen aan het kind. Het risico bestaat dat bepaalde aspecten verkeerd worden uitgelegd. Om deze misverstanden te voorkomen, dient de rechter in begrijpelijke taal uit te leggen wat zijn uitspraak inhoudt. 

Een ander kostenaspect betreft het nodeloos instellen van hoger beroep. Als een burger een uitspraak niet begrijpt, zal hij minder snel geneigd zijn de uitspraak te accepteren en sneller hoger beroep instellen. Dit kan leiden tot het instellen van beroep, hoe kansloos de actie ook is, met gevolgen die de portemonnee van de burger raken. Uiteindelijk is het ook van belang voor de burger om onnodige belasting (en dus kosten) van de rechtspraak te voorkomen. Een burger accepteert een uitspraak, en de gevolgen van een uitspraak, sneller als hij het gevoel heeft dat er naar hem is geluisterd. Daarbij speelt het argument dat klare taal bijdraagt aan het gezag van de rechtspraak. 

Conclusie

Er zijn veel argumenten die pleiten voor het gebruik van kindvriendelijke taal in uitspraken die kinderen betreffen. Van groot belang daarbij zijn de Guidelines on Child-friendly justice van de Raad van Europa. Dit zijn juridisch niet bindende aanwijzingen voor het verwezenlijken van een kindvriendelijk rechtssysteem. Aan de hand daarvan kunnen we ons rechtssysteem beetje bij beetje kindvriendelijker inrichten. Er zijn een aantal voorbeelden van rechters die al in kindvriendelijke taal uitspraak doen. Als we de zaken echter tellen en in verhouding plaatsen met alle uitspraken die kinderen betreffen, valt het resultaat nogal tegen. En dat terwijl er zoveel argumenten zijn om een uitspraak kindvriendelijk te formuleren. Dus geachte rechter, wilt u letten op uw taalgebruik? Er zitten kinderen in de zaal. 


[1] Rb. Rotterdam 31 januari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:894, JPF 2019/36, m.nt. De Graaf. 

[2] General Comment no. 12 (2009), par. 2.

[3] General Comment no. 12 (2009), par. 33.

[4] J.H. Lieber, ‘De rechter en de taal van het kind, FJR 2018/40, afl. 6, p. 173. 

[5] General Comment no. 5 (2003), par. 24.

The post Geachte rechter, er zitten kinderen in de zaal! appeared first on Bulletineke Justitia.