Een veelvoorkomende misvatting is dat je tijdens een rechtenstudie de hele wettenbundel uit je hoofd moet leren. Dat is uiteraard niet juist, maar je moet de tekst van de wet wel kunnen begrijpen. Dat is echter niet altijd even gemakkelijk. De taal die gebruikt wordt in de wettenbundels is vaak ingewikkeld en ouderwets. Als ik als tweedejaars rechtenstudent al moeite heb om soms een artikel te begrijpen, hoe zit dat dan met burgers die geen enkele binding hebben met het recht?
Het kan problematisch zijn dat men de wet vaak niet kan lezen. Je wordt namelijk verondersteld een bepaalde kennis te hebben van het recht en de wet. Dit vloeit voort uit het beginsel van nemo censetur ognorare legem: iedereen wordt geacht de wet te kennen. Een beroep doen op het feit dat je de wet niet kende, zal dan ook niet succesvol zijn. Zo’n beroep op rechtsdwaling slaagt niet.[1] Dit blijkt ook uit een uitspraak van de Hoge Raad uit 1991 waarin tevergeefs een beroep op rechtsdwaling werd gedaan.[2]
De oorzaak van het probleem dat men de wet niet begrijpt, is tweeledig. Sommige wetten bevatten complexe en lange zinnen die ook nog eens bestaan uit ouderwetse woorden. Hierdoor kan een artikel met een eenvoudige strekking erg ingewikkeld te lezen zijn. Naast dat wetteksten lastige woorden kunnen bevatten, worden er ook vaak woorden gebruikt waarvan het lastig is om te begrijpen wat hier onder moet worden verstaan. Het betreft dan open normen.
Kijk bijvoorbeeld naar artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Hierin staat: ‘Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.’
Dit artikel is een concreet voorbeeld van een vage, open norm. Het is niet direct duidelijk wat er onder een ‘goed’ valt zoals dit in de delictsomschrijving staat. Omdat hier in een specifiek geval onduidelijkheid over was, is er zelfs een arrest over gewezen door de Hoge Raad.[3] Hierbij ging het om de vraag of elektriciteit gekwalificeerd kan worden als een ‘goed’. Als een leek dit wetsartikel leest, is de kans heel groot dat diegene niet precies weet wat er wel en wat er niet onder valt. Naast het feit dat ‘goed’ niet gespecificeerd is in de wettekst, is deze wet ook lang en hierdoor moeilijk leesbaar voor een niet-jurist. Mede hierdoor zijn wetten minder toegankelijk voor leken.
Het zou dus problematisch kunnen zijn wanneer je de wet niet begrijpt of zelfs niet kent. Welke stappen kunnen vervolgens gezet worden of worden al gezet om de wet toegankelijker te maken voor leken?
Ontwikkelingen binnen de rechtspraak
Ondanks dat de taal van de wet op dit moment nog beperkt toegankelijk is voor leken, zijn er wel ontwikkelingen gaande. Vooral op het gebied van de rechtspraak wordt er al vooruitgang geboekt. Verschillende landen zijn de laatste tijd bewust bezig met initiatieven om de taal van de wet minder complex te maken.
In Zuid-Afrika bestaat sinds 2008 de Consumer Protection Act. Deze wet vereist dat documenten binnen de commerciële handel toegankelijker worden voor consumenten. Zo wordt gesteld in art. 22 lid 1 sub b dat documenten in duidelijk taalgebruik dienen te worden opgesteld: ‘Right to information in plain and understandable language’.
Daarnaast is Amerika in 2010 gekomen met de Plain Writing Act. Het doel hiervan is: ‘To enhance citizen access to Government information and services by establishing that Government documents issued to the public must be written clearly, and for other purposes’. Ook deze wet stimuleert dus duidelijk taalgebruik.
Ook in ons eigen land wordt er de laatste tijd aandacht besteed aan het toegankelijk maken van de rechtspraak. In de rechtbank Amsterdam bestaat er het project Wieb. Wieb staat voor: wat ik eigenlijk bedoel. Dit is gestart om de leesbaarheid en begrijpelijkheid van uitspraken te vergroten. Naast project Wieb bestaat er de Klare Taal Bokaal. Deze prijs wordt uitgereikt aan de uitspraak die in de meest duidelijke taal is geschreven.[4] Zowel project Wieb als de Klare Taal Bokaal stimuleren actoren binnen de rechtspraak om uitspraken toegankelijker te maken.
Ontwikkelingen binnen de taal van de wet
Bovenstaande initiatieven zijn zeker positief voor de toegankelijkheid van het recht aangezien ingewikkelde uitspraken uitgelegd worden. De initiatieven zien enkel op het taalgebruik binnen de rechtspraak. Dit terwijl het vaak al misgaat bij het begrijpen van de wet zelf. Het is dus gewenst dat er ook veranderingen gaan komen die de taal van de wet toegankelijker maken.
Een kanttekening dient gemaakt te worden. Een volledig gesloten stelsel van de wet is niet mogelijk. De wetgever moet ervoor zorgen dat de wet in de toekomst ook nog toepasbaar is. Hierdoor zullen er tot op een bepaalde hoogte open normen in de wet opgenomen blijven worden. Dit neemt niet weg dat er geprobeerd moet worden om, waar het wel kan, zo duidelijk en specifiek mogelijk te zijn.
Sinds 2014 worden er voorbereidingen getroffen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering. De aanpassingen zouden er volgens de memorie van toelichting voor moeten zorgen dat het strafproces weer overzichtelijk kan worden weergegeven.[5] Deze ontwikkeling is een voorbeeld van hoe de wetgever probeert de taal van de wet toegankelijker te maken. Onder andere de Algemene Wet Bestuursrecht had eerder al herstructureringen ondervonden waardoor het bestuursrecht meer gesystematiseerd en vereenvoudigd werd.[6] Dit ziet echter niet direct op het taalgebruik. Wat dat betreft is de modernisering van het Wetboek van Strafvordering dus een startpunt om de taal van de wet toegankelijker te maken.
Conclusie
Er zijn dus zeker ontwikkelingen zichtbaar die de taal van de wet toegankelijker maken. Zowel binnen de rechtspraak als binnen de wet zelf. Dat is positief gezien het feit dat iedereen geacht wordt de wet te kennen. Het kan natuurlijk altijd beter en toegankelijker. Eventueel kunnen er in Nederland ook wetten gemaakt worden zoals bijvoorbeeld de Consumer Protection Act uit Zuid-Afrika. Dit stimuleert nog meer het gebruik van eenvoudig taalgebruik in juridische teksten. Wat vaststaat is dat elke burger baat heeft bij het gebruik van eenvoudig taalgebruik in het recht. Dat is dan ook waarnaar gestreefd dient te worden.
[1] Drion, NJB 2014/2263.
[2] HR 08 oktober 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC8850.
[3] HR 23 mei 2921, ECLI:NL:HR:1921:186.
[4] De uitspraak 2.0: de rechtspraak en klare taal, https://www.rechtspraak.nl/
[5] Kamerstukken II 2020/21, 35869, nr. 3.
[6] Kamerstukken II 2006/07, 31124, nr. 3.
The post De taal van de wet: hoe toegankelijk is het? appeared first on Bulletineke Justitia.