Matchfixing is een bekend fenomeen in de sportwereld. Recentelijk werd bijvoorbeeld een Chileense tenniscoach voor het leven geschorst vanwege matchfixing.[1] Daarnaast kwam de Duitse scheidsrechter Felix Zwayer een jaar geleden in opspraak nadat hij met zijn merkwaardige beslissingen tijdens de wedstrijd tussen Borussia Dortmund en Bayern München argwaan wekte.
Met het oog op de 22e editie van het WK, dat plaatsvindt van 20 november tot en met 18 december 2022, rijst de vraag hoe matchfixing juridisch in elkaar steekt en of de Nederlandse wetgeving hieromtrent voldoende toereikend is om dergelijke praktijken te bestrijden.
Wat is matchfixing?
In Nederland spreekt men van matchfixing in de situatie dat een speler, coach of scheidsrechter bewust het resultaat van de wedstrijd manipuleert met het doel (financieel) voordeel te behalen.[2] Hierbij kan worden gedacht aan een speler die moedwillig probeert het spel te verliezen, of een scheidsrechter die omgekocht is om beslissingen te nemen in het voordeel van één van de partijen. Met het (digitaal) gokken op de uitslag van sportwedstrijden wordt veel geld verdiend. Dit financiële motief is dan ook één van de voornaamste redenen om gebruik te maken van matchfixing. Door afspraken te maken met deelnemers over het verloop van een wedstrijd, kan men immers met voorkennis gokken. Op deze wijze krijgt de criminaliteit grip op sportuitslagen en komt de integriteit van sport in het geding.
Matchfixing in de wet
In landen als Frankrijk en Spanje zijn specifieke bepalingen opgenomen in de wet die matchfixing strafbaar stellen.[3] Hoewel het in 2021 is geopperd door D66, bevat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht nog geen specifieke bepaling die ziet op matchfixing.[4] Indien sprake is van een verdenking, dient de opsporing en vervolging dus plaats te vinden op grond van andere wetsartikelen. Hierbij zijn twee mogelijkheden denkbaar: omkoping en oplichting.
Omkoping
Indien een deelnemer betaald wordt om vals te spelen, kan dit worden gekwalificeerd als omkoping. De deelnemer kan dan op de voet van het artikel voor corruptie (artikel 328ter Wetboek van Strafrecht) vervolgd worden. Hierbij moet worden aangetoond dat de deelnemer de wedstrijd heeft gemanipuleerd, dan wel heeft willen manipuleren, in ruil voor een financiële vergoeding. Om hiervoor bewijs te vergaren, kan de in- en uitstroom van geld worden nagetrokken.
Oplichting
Naast omkoping is vervolging op grond van artikel 326 Wetboek van Strafrecht (oplichting) een mogelijkheid. In dit artikel staan vier oplichtingsvarianten opgesomd, waarbij vooral de listige kunstgreep relevant is met betrekking tot matchfixing. Volgens de Hoge Raad kunnen ‘bedrieglijke handelingen, geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen van zaken ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten’ als listige kunstgreep worden gekwalificeerd.[5] Van der Velden en De Jonge voegden hieraan toe dat verder vereist is dat deze kunstgrepen bij een ander de bereidheid moet opwekken om bepaalde handelingen te verrichten.[6] Het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen of hieraan is voldaan. Zo kan de rechter motiveren dat in het geval van matchfixing in de gokwereld, de aanbieder van kansspellen wordt opgelicht. Indien geen sprake was van fraude, was de kans dat de kansspeler een winst had geboekt immers beduidend kleiner en had de kansspelaanbieder wellicht zelfs helemaal niet over hoeven te gaan tot uitbetaling van de prijs. Bij matchfixing dat losstaat van gokgerelateerde spellen, kan worden betoogd dat de sportorganisator wordt opgelicht. De sportorganisator zal namelijk de sportploeg die op oneerlijke wijze gewonnen heeft, onterecht punten toekennen. Bij oplichting is echter ook vereist dat het opzettelijk heeft plaatsgevonden. Dit aspect is lastiger te bewijzen; een deelnemer zal bijvoorbeeld eenvoudig kunnen betogen dat hij gewoonweg een slechte dag had. Een keeper die op ongebruikelijke wijze een bal doorlaat of een speler die een rode kaart opgelegd krijgt, kan aanleiding zijn om een onderzoek te starten maar is dus nog niet voldoende bewijs voor een gefixte wedstrijd. Dit blijkt ook in de praktijk; het OM seponeerde in april van dit jaar nog een zaak vanwege onvoldoende bewijs.[7]
Apart wetsartikel voor matchfixing?
Het voorgaande doet de vraag rijzen of specifieke strafbaarstelling voor matchfixing geboden is. Een argument dat hiervoor pleit is dat een specifiek verbod een sterkere preventieve werking met zich brengt.[8] Bovendien zorgt separate strafbaarstelling ervoor dat de bestrijding meer prioriteit krijgt.[9] Hier kan tegenin worden gebracht dat specifieke bestanddelen averechts kunnen werken bij bewijskwesties of dat matchfixing al onder de reikwijdte van andere wetsbepalingen valt. Bovendien moet in ogenschouw worden gehouden dat niet lichtzinnig omgegaan mag worden met beschuldigingen van matchfixing. Valse beschuldigingen kunnen immers ernstige schade kan toebrengen aan een speler, scheidsrechter of coach.[10] Denk hierbij aan onomkeerbare reputatieschade als gevolg van online uitlatingen en nieuwsberichten. Hiermee dient dan ook zorgvuldig te worden omgegaan; lichtzinnige beschuldigingen die niet zijn gebaseerd op een sterk vermoeden en aannemelijk bewijs, zijn hier dan ook niet op zijn plaats.
Conclusie
Hoewel verschillende sancties en maatregelen bestaan omtrent het manipuleren van sportwedstrijden, loopt het OM bij de bestrijding van matchfixing vaak aan tegen bewijsproblemen. Het kan immers bijzonder problematisch zijn om aan te tonen dat daadwerkelijk manipulatie heeft plaatsgevonden, en door wie. Hier komt bij dat valse beschuldigingen grote invloed kunnen hebben op de carrière van een voetbalspeler of coach. Het is dus geboden een evenwicht te vinden tussen enerzijds optreden tegen fraude in de sportwereld om zodoende de integriteit te waarborgen, en anderzijds het voorkomen van lichtvaardige aantijgingen.
Het voorkomen van criminaliteit is altijd beter dan genezen; mijns inziens is het hier dan ook op zijn plaats om meer aandacht te besteden aan preventie en risicobestrijding, vooral omdat er vaak bewijsproblemen zijn omtrent matchfixing. Hoe Nederland deze problematiek verder zal aanpakken, is een politieke afweging. De tijd zal het ons lerenet wetsvoorstel van D66 laat in ieder geval zien dat Den Haag op de hoogte is.
[1] J. Driessen, ‘Tenniscoach krijgt levenslange schorsing wegens matchfixing record’, CasinoNieuws 28 september 2022.
[2] ‘Matchfixing’, om.nl/onderwerpen/matchfixing. Zie in dit kader ook de wenk bij: Hof Arnhem-Leeuwarden 13 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3358, RAV 2021/54.
[3] Zie respectievelijk: artikel 445-1-1 Code Pénal; artikel 286bis, lid 4 Código Penal.
[4] ‘D66 wil matchfixing expliciet strafbaar maken’, NOS Nieuws 2 december 2021.
[5] HR 1 november 1920, ECLI:NL:HR:1920:225, NJ 1920.
[6] Van der Velden & De Jonge, ‘Commentaar op art. 326 Sr’, in: C.P.M. Cleiren e.a. (red.), Tekst en Commentaar Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2022 (online in Kluwer Navigator).
[7] ‘Het Openbaar Ministerie gaat Beugelsdijk niet vervolgen voor matchfixing’, OM 22 april 2022.
[8] S. Bakker, ‘De rol van het strafrecht in en rondom het voetbal. Een inventarisatie met aandacht voor onrechtmatigheid en de ultimum remedium-gedachte’, VSZ 2022/02, p. 7.
[9] Idem.
[10] Hof Arnhem-Leeuwarden 13 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3554, RAV 2021/54.
The post <strong>Corruptie in de sport: de rol van strafrecht bij matchfixing</strong> appeared first on Bulletineke Justitia.