Bulletineke Justitia
U bent hier:

Van Urgenda tot KlimaSeniorinnen: hoe rechters klimaatbeleid afdwingen in Nederland en Zwitserland

Op 9 april 2024 schreef het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geschiedenis. Voor het eerst oordeelde het Hof dat een staat, in het betreffende geval Zwitserland, zijn mensenrechtenverplichtingen heeft geschonden door onvoldoende op te treden tegen klimaatverandering.[1] De zaak werd aangespannen door een groep oudere vrouwen, de KlimaSeniorinnen, die naar eigen zeggen vreesden voor hun gezondheid door toenemende hittegolven.[2] De klimaatzaak van deze Zwitserse vrouwen roept sterke parallellen op met een eerdere baanbrekende uitspraak van de Nederlandse Hoge Raad in de Urgenda-zaak uit 2019. Wat zeggen deze zaken nu eigenlijk over de rol van rechters in de klimaatdiscussie? 

 

Klimaatbeleid als mensenrechtenkwestie

Klimaatverandering raakt inmiddels de kern van fundamentele mensenrechten. Dat blijkt uit de zaak van de KlimaSeniorinnen tegen Zwitserland, waarin het EHRM oordeelde dat ontoereikend klimaatbeleid een schending kan vormen van de mensenrechten van burgers. De staat moest hen volgens het Hof actief beschermen tegen de schadelijke gevolgen van klimaatverandering, daarnaast moeten zij ook in staat worden gesteld om het juridisch af te kunnen dwingen.[3] Een aantal jaar eerder werd ook in Nederland het klimaatbeleid via de mensenrechtenroute aangepakt: in de Urgenda-zaak verplichtte de Hoge Raad de staat tot snellere emissiereductie, vanwege de bedreiging die klimaatverandering vormt voor het recht op leven en gezondheid.[4] Deze voorbeelden tonen aan dat klimaatrechtspraak en mensenrechten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

 

Rechterlijke rol

Critici beschouwen de uitspraken in zowel de Urgenda- als de KlimaSeniorinnen-zaak vaak als voorbeelden van rechterlijk activisme, maar is dat terecht? In beide zaken benadrukken de rechters dat zij niet het beleid van de staat bepalen, maar enkel toetsen of de staat zijn juridische verplichtingen nakomt. In de Urgenda-zaak stelde de Hoge Raad expliciet dat het niet aan de rechter is om het klimaatbeleid te formuleren, maar dat de staat wel degelijk een verplichting heeft om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen op basis van internationale en nationale wetgeving. Evenzo, in de zaak van de KlimaSeniorinnen, ging het EHRM er niet om het afdwingen van specifieke beleidsmaatregelen, maar om de vaststelling dat de Zwitserse overheid niet voldoende deed om haar burgers te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering, wat een schending van hun mensenrechten betekende.[5] Wat deze zaken verder interessant maakt, is de reactie van de uitvoerende machten. In Zwitserland uitte het parlement scherpe kritiek op de uitspraak van het EHRM, waarbij het stelde dat het Hof de grenzen van toelaatbare juridische ontwikkeling had overschreden en de democratische besluitvormingsprocessen van Zwitserland had genegeerd.[6] In Nederland daarentegen accepteerde de regering uiteindelijk de uitspraak van de Hoge Raad en begon zij concrete stappen te zetten richting een strengere CO₂-reductie.[7]  De grondslag achter deze reacties kan wellicht gevonden worden in de politieke cultuur, Nederland heeft een traditie van een actieve rol van de rechter in het publieke debat, terwijl Zwitserland, door zijn directe democratie, terughoudender is in het accepteren van rechterlijke inmenging in politiek beleid.

 

Europese impuls?

Concluderend, kunnen we wellicht stellen dat de uitspraak in de KlimaSeniorinnen-zaak een mogelijk begin markeert van een nieuw tijdperk in de Europese klimaatrechtspraak. Voor het eerst erkent een supranationaal mensenrechtenhof expliciet dat staten een positieve verplichting hebben om klimaatverandering tegen te gaan en dat burgers de mogelijkheid moeten hebben om deze verplichting af te dwingen. Dit benadrukt de verschuiving van klimaatverandering als een puur milieuvraagstuk naar een fundamenteel mensenrechtenprobleem. Of andere landen deze juridische benadering zullen volgen, blijft onzeker, maar één ding is duidelijk: de Urgenda-zaak was geen uitzondering, en de KlimaSeniorinnen-zaak is geen incident. De rol van de rechter in het afdwingen van klimaatbeleid zal ongetwijfeld verder evolueren, waarbij het recht de staat steeds vaker tot actie zal aanmanen op het gebied van klimaatverandering.

 

[1] EHRM 9 april 2024, nr. 53600/20 (KlimaSeniorinnen/Zwitserland).

[2] Schyns, NRC, 9 april 2024.

[3] Buruma 2024, p. 680.

[4] HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006 (Urgenda).

[5] Buruma 2024, p. 681.

[6] Buruma 2024, p. 683.

[7] Engelhardt et. al, 2024, p. 222.